14 Juli 1888.
123
van het bestuur der Bovenmark. Spreker zou wenschen
de zaak te adjourneeren tot de volgende vergadering.
De voorzitter antwoordt, dat hij reeds gereed was zijn
voorstel daartoe in stemming te brengen.
De heer Heijlaerts verzoekt nog even het woord, om een
kort antwoord te geven op hetgeen de heer Pels Rijcken
heeft in het midden gebracht ten aanzien van een tweeden
deskundige.
De voorzitter acht dit niet raadzaam, maar wenscht eerst
in stemming te brengen, of de zaak in deze dan wel in de
volgende vergadering zal behandeld worden.
Tot die stemming overgegaan zijndewordt met
10 tegen 6 stemmen besloten de zaak aan te houden.
Vóór verdaging waren de heeren: Marijnen, Van Hal,
Klep, Van Dongen, Van Dam, Van Aken, Heijlaerts,
Smits, De Booy en de voorzitter.
Daartegen waren de heeren: Pels Rijcken, Guljé, Rom-
bouts, Van Mierlo, Backer en Vreede.
Verder wordt besloten den brief van den heer
Schotel inmiddels ter visie te leggen voor de leden.
De voorzitter brengt alsnu ter tafel de volgende nage
komen stukken
1°. Adres van M. Verhoeven te Prinsenhage en J. A.
A. Jonkergouw te Blerick, dato 10 Juli 1888, te kennen
gevende, dat zij aan Zijne Exc. den Minister van Water
staat, Handel en Nijverheid, concessie hebben verzocht voor
het gebruikmaken van den rijksweg van Breda naar Prin
senhage, ten behoeve van een tramweg, dien zij beoogen
vooreerst met paarden te exploiteerendat het wijders in
hunne bedoeling ligt dezen tramweg te doen aanvangen in
de Veemarktstraat te Breda, en vervolgens de richting te
geven van de Veemarktstraat langs de Reigerstraat, Visch-
marktstraat, daar over de brug, westelijk langs de Haven
tot de Tolbrug over den Haagdijk en vervolgens zoo langs
12