4 Augustus 1888. Tegenwoordig de heeren: Marijnen, Backer, Van Hal, Klep, Van Dongen,-Nelissen, Van Mierlo, Vreede, Van Aken, Heijlaerts en De Man, voorzitter. Afwezig de heeren: Gul jé, Pels Rijcken, De Booy, Rombouts, Van Dam en Smits. De voorzitter verzoekt den secretaris voor te lezen de notulen der laatst gehouden vergadering op den 14den Juli 1888. Nadat hieraan voldaan is, vraagt de voorzitter, of ook aanmerkingen zijn op die notulen, waarop de heer Heijlaerts te kennen geeft, dat het niet zijne bedoeling is geweest om een tweeden deskundige in zake de waterleiding toe te voegen aan den heer Schotelzooals in de notulen vermeld is, maar aan de commissie, op welk punt hij derhalve wijziging verzoekt der notulen. De voorzitter vermeentdat tegen die wijziging wel geen bezwaar zal bestaan, waarna de notulen worden goedge keurd en vastgesteld. De voorzitter deelt mede, dat van drie leden, namelijk van de heeren Guljé, De Booy en Rombouts, schriftelijke kennisgevingen zijn ingekomen, dat zij verhinderd zijn deze vergadering bij te wonen. Vervolgens worden de volgende ingekomen stukken aan de orde gesteld: A. 1°. Missive van den heer Minister van Financiën van den 17den Juli 1888, N°. 57, houdende te kennen geven, dat ten gevolge van de bereidverklaring om een 13

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 131