4 Augustus 1888. 139 waarop de voorzitter te kennen geeft, dat aan dit verlangen zal worden gevolg gegeven. De voorzitter stelt vervolgens opnieuw voor, de stukken ter visie te leggen voor de leden, waartoe, zonder hoofdelijke omvraag, besloten wordt. 2°. Adres van G. van Unnik, te Terheijden, van den 8sten Juni 1888, verzoekende ontheffing van een deel der door hem verschuldigde pachtpenningen wegens gemis van woning, welke in de maand Februari 1888 is afgebrand. Dit adres tot praeadvies gesteld zijnde in handen van burgemeester en wethouders, deelen deze mede het inge komen schrijven van den gemeente-architect, waarin hij den toestand der zaak uiteenzet en, ten slotte, in overweging geeft, aan adressant voor het gemis van den stal, waarvan hij mede gewaagt, geen tegemoetkoming toe te staan, omdat hem aangeboden is in dit gemis te voorzienmaar hem voor het gemis van woning toe te kennen eene som van f 1.75 per week, makende over 10 weken ƒ17,50. De voorzitter acht de toekenning van eenige tege moetkoming billijk en steltvoor, om aan den adressant f 17.50 als vergoeding voor het gemis zijner woning toe te staanwelk voorstel zonder hoofdelijke om vraag wordt aangenomen. 3°. Adres van P. Hoeks en acht anderenmeest wonende onder de gemeente Teteringen, achter de voormalige lunet Coehoom, gedagteekend Breda den 29sten Mei 1888, daarbij te kennen gevende, dat de ondraaglijke stank nabij en achter hunne woningendoor gemis van voldoende uit- loozing der slootenzulk een bereik heeft gekregen, dat zulks voor de volksgezondheid niet alleen hoogst schadelijk ismaar dit ook allendie nering of bedrijf uitoefenen ge voelig in hun levensbestaan treft; dat in dat groot gebrek zeer zeker door de gemeente Breda behoort te worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 139