144
4 Augustus 1888.
geen hooger crediet willen toestaan dan vroeger het onder
zoek te Teteringen gekost heeft.
De heer Van Mierlo merkt opdat nooit uit het oog
verloren is om heidewater te nemen, maar dat men daarbij
gestuit is op de bekende moeilijkheden. Waarom zegt
spreker nu ƒ7000 en vroeger voor Teteringen ƒ1200?
Omdat het tegenwoordig voorstel beoogt niet een gedeelte
lijk, maar een volledig onderzoek, bij alle welke onder
zoekingen eerst grondboringen moeten geschieden.
De heer Marijnen meent, dat het nu juist de tijd is om
grondboringen te doen.
De heer Van Aken acht het nu juist den tijd om putten
te maken.
De voorzitter stelt opnieuw voor, de zaak aan te houden.
De heer Klep ondersteunt het voorstel van den heer Nelissen
en zou wenschen, dat dit in omvraag wierde gebracht.
De voorzitter zegt, dat daaraan voorafgaat het voorstel,
of de zaak al of niet zal worden aangehouden.
Omtrent dit punt tot stemming overgaande, wordt
met 7 tegen 4 stemmen besloten de zaak in deze
zitting af te doen.
Daarvóór waren de heeren: Klep, Nelissen, Van Mierlo,
Vreede, Heijlaerts, Marijnen en Backer.
Daartegen de heeren: Van Hal, Van Dongen, Van Aken
en de voorzitter.
De heer Van Hal komt alsnog ten sterkste op tegen het
toestaan van het gevraagde crediet. Al brengt spreker eere
aan de commissie en hare vigilantie, hij vreest dat veel
geld zal worden uitgegeven met geen betere resultaten dan
in Teteringen verkregen zijn. Liever had spreker de com
missie werkzaam gezien om terrein te vinden; en vooral
ontmoet bij hem bezwaar het uitgeven van ƒ7000 ook tot
onderzoek van het water uit de Bovenmarkwaarbij men
mede rekening te houden heeft met de rechten van de
ingelanden. Er is zegt spreker kentering in de com-