4 Augustus 1888.
145
missie gekomen, want nu wordt de prioriteit aan de hei
gegeven. Niet de zaak zelve ontmoet bij hem bezwaar,
maar wel alle die onderzoekingen. Spreker is het dan ook
volkomen eens met den voorzitter om den raad in pleno
te hooren, te meer, omdat thans, met het oog op den
hoogen waterstand, geen grondboringen mogelijk zijn. Zoo
lang geen plaats aangewezen is eindigt spreker zal hij
nooit medewerken aan het toestaan eener som van 7000.
De voorzitter wijst alle schuld der vertraging van zich
af en verklaart steeds tot bespoediging der zaak te hebben
medegewerkt.
Thans zegt de voorzitter is aan de orde het voor
stel van den heer Nelissen.
De heer Nelissen, den heer Van Hal beantwoordende,
zegt, dat het onderzoek van het water uit de Bovenmark
wel in de credietsom begrepen is, maar niet voorop staat.
Spreker verklaart verder dat geen kentering in de com
missie is gekomen, maar het voorstel enkel aanleiding heeft
gevonden in den brief van den heer Schotel. Bovendien is
het gevoelen van den Inspecteur van het geneeskundig staats
toezicht, dat goed bodemwater beter is dan rivierwater.
De voorzitter zegt, dat hem het gevoelen van dien In
specteur niet bekend is, en brengt alsnu het voorstel van
den heer Nelissen in stemming.
De uitslag daarvan isdat dit voorstel wordt aan
genomen met 7 tegen 4 stemmen.
Vóór waren de heerenKlep, Nelissen, Van Mierlo,
Vreede, Heijlaerts, Marijnen en Backer.
Tegen de heeren: Van Hal, Van Dongen, Van Aken en
de voorzitter.
8". Adres van den heer M. A. Kuijtenbrouwerdirecteur
der Ginnekensche Tramweg-Maatschappij, verzoekende ver
gunning om eene paardentramweg-onderneming en verbin
ding te maken tusschen de Markt te Ginueken en het Gin-
nekenhek in het Mastbosch.