25 Augustus 1888. Tegenwoordig de heerenGcjljé, Marijnen, Backer, Van Hal, Klep, Van Dongen, Pels Rijcken, Smits, Rombouts, VanMierlo, Vreede, Van Aken, Nelissen en De Man, voorzitter. Afwezig de heeren: Heijlaerts, Van Dam en De Booy. De voorzitter verzoekt den secretaris voor te lezen de notulen der vergadering van den 4den Augustus 1888. Nadat hieraan voldaan is, vraagt de voorzitter, of ook aanmerkingen zijn op de voorgelezen notulen, waarop de heer Nelissen verzoekt, waar hij in zake de waterleiding spreekt van den inspecteur, dezen te willen aanduiden als inspecteur van het geneeskundig staatstoezichtwelke door hem bedoeld is. De voorzitter verklaart, dat aan het verzoek van den heer Nelissen zal voldaan worden. Vervolgens zegt de voorzitterdat hij eenigszins in het onzekere verkeertof bij het genotuleerde omtrent de rekening van het Pensioenfonds wel vermeld is dat die rekening is goedgekeurd. De secretaris herleest daarop dit gedeelte der notulen waarbij het blijkt, dat de notulen bevatten hetgeen de voorzitter verlangt. Verder niemand der leden eenige bedenking te kennen gevende, worden de notulen goedgekeurd en vastgesteld. De voorzitter stelt aan de orde A. Ingekomen stukken 14

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 147