156 •25 Augustus 1888. De heer Van Aken wenscht, dat bedoelde staal ter visie worde gelegdten einde de uitkomsten nader te kunnen onderzoeken. De heer Marijnen zou óók gaarne nog nader vergelijkingen maken. Wordt, op voorstel des voorzitters, besloten, be doeld verslag aan te nemen voor kennisgeving en verder ter visie te leggen voor de leden. De voorzitter vraagt, of nog meer heeren verslagen hebben uit te brengen, waarop de heer Pels Rijcken, namens de commissie voor de tramwegenvoorleest de beide volgende rapporten I. Uwe commissie heeft de eer te rapporteeren en te adviseeren als volgt omtrent het verzoek van de heeren M. Verhoeven te Prinsenhage en J. A. A. Jonkergouw te Blerick, otn concessie te verkrijgen tot het aanleggen van een paardentram van Breda naar Prinsenhage, te exploiteeren ook in de bij verzoekschrift aangeduide straten dat bij besluit van den raad van 20 Augustus 1884 aan den heer Kuijtenbrouwer concessie is verleendom een paardentram van Breda naar Prinsenhage en door dezelfde straten als in het request van de heeren Verhoeven en Jonkergouw aangegeven, onder nader vast te stellen voor waarden dat het zeer zeker in het belang dezer gemeente te be treuren is, dat aan die concessie geen uitvoering is gegeven, dewijl hoogst waarschijnlijk, als die concessie aan den heer Kuijtenbrouwer niet verleend wasanderen concessie zouden hebben aangevraagd, die aan de gemeente het genot en het voordeel van een paardentram naar de gemeente Prinsenhage reeds zouden bezorgd hebben dat intusschen de aan den heer Kuijtenbrouwer verleende concessie niet gegeven is onder eenige voorwaarde en be paling, dat bij niet-uitvoering binnen zekeren termijn, die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 156