25 Augustus 1888.
159
De voorzitter dankt de commissie en bijzonderlijk haren
rapporteur ook voor dit uitgebracht rapport en stelt voor,
het eerste rapport ter visie te leggen voor de leden en het
tweede af te doen.
De heer Nelissen zou reeds nu den termijn, waarvan
in het eerste rapport sprake is, wenschen bepaald te zien,
waardoor niets geprejudicieerd wordt.
De voorzitter meent, dat aan den heer Kuijtenbrouwer
concessie verleend is tot 1 Januari 1889.
De heer Pels Rijcken moet doen opmerkendat de con
cessie, door den voorzitter bedoeld, eene andere is.
De heer Van Mierlo herinnert, dat de concessie, waarvan
het rapport gewaagt, verleend is in 1884. In ieder geval
acht spreker het wenschelijk de zaak aan te houden.
De voorzitter stelt opnieuw voor, het eerste rapport aan
te houden en dit inmiddels ter visie te leggen voor de
ledenen aan het tweede gevolg te gevendat isburge
meester en wethouders te machtigenonder de in het
rapport vermelde voorwaardenaan den heer Kuijtenbrouwer
directeur der Ginnekensche Tramweg-Maatschappijconcessie
te verleenen voor het aanleggen en exploiteeren van een
paardentramweg op den weg van de Markt te Ginneken af
tot en vóór de Duivelsbrug, in overleg met het gemeente
bestuur van Ginneken.
Dienovereenkomstig wordt, zonder hoofdelijke om
vraag, besloten.
Vervolgens brengt de heer Marijnen, namens de commissie
in wier handen gesteld is de rekening en verantwoording
der Bank van Leening over 1887, verslag uit van het ge
houden onderzoek dier rekeningen stelt voor die rekening
sluitende met een nadeelig saldo van f 156.785goed te
keuren, onder betuiging van ingenomenheid met de nette
administratie van den directeur.
De voorzitter dankt de commissie en bijzonderlijk haren
rapporteur voor het uitgebracht verslag en vraagt, of de