u
-""A.
11 Februari 1888.
Tegenwoordig de heeren: Guljé, Marijnen, Backer,
Van Hal, Klep, Van Dongen, De Booy, Pels Rijcken,
Smits, Van Dam, Van Mierlo, Rombouts, Heijlaerts
en Van Aken.
Afwezig de heeren Df. Man en Nelissen.
De burgemeesterdoor ongesteldheid verhinderd wor
dende het voorzitterschap waar te nemen, is dit, volgens
art. 77 der gemeentewet, aan den heer Van Aken, als
oudste wethouder, opgedragen.
De secretaris ongesteld zijnde, wordt diens functie waar
genomen door den eersten commies J. G. Blaeser.
De waarnemende voorzitter verzoekt voorlezing der notulen
van de vergaderingen van den lüden en 13den December
1887. Hieraan voldaan zijnde vraagt de voorzitter of
er iemand is die op de voorgelezen notulen aanmerkingen
heeft.
De heer De Booy vraagt hierop het woord en zegt, dat
hij menige aanmerking op de notulen te maken heeft,
maar alleen ééne wil releveeren, n.l. die, waarbij de heer
Van Mierlo hem een minder aangenaam gezegde heeft toe
gevoegd; terwijl een door den heer Smits den heer
Van Hal toegevoegd woord, niet staat genotuleerd. Hij
acht het hoogst wenschelijk dat een stenograaf wordt
benoemd en uitvoering worde gegeven aan art. 25 van het
reglement van orde.
De voorzitter vindt het gewenscht, dat de gedane uit
drukking van den heer Van Mierlo, die zeker niet met
2