180 22 September 1888. De heer Marijnen doet opmerkendat hij al sinds 50 jaren met het onderhoud bekend is, en herinnert, dat wat vroeger 3000 vorderde, thans geklommen is tot f 16000, waarvan enkel f 10000 aan arbeidsloon. Het rijk zegt spreker besteedt hel onderhoud gewoonlijk aan voor één jaar. Te 's Bosch geschiedt dit voor twee en in andere gemeenten voor drie jarenwat ook hier kon gevolgd worden. Wat is onderhoud van gebouwen? vraagt spreker. Dat omvat de geringste zaken en brengt in betrekking met tal van personenterwijl men bij aanbesteding slechts met één persoon, den aannemer, te doen heeft. De voorzitter zal niets afdingen op de ondervinding van den heer Marijnen. Bestedende op de eenheid van het tarief, wordt nu naar voorkomende behoefte gewerkt. De raad zegt spreker zal het betreuren, indien het voor stel van den heer Marijnen wordt aangenomen, want vele moeielijkheden zullen daarvan het gevolg zijn. De heer Smits wil met een enkel woord te kennen geven, dat hij veel waarde hecht aan de verklaring van den heer Marijnen, wiens ondervinding kracht geeft aan zijne ver dediging. Sedert jaren zegt spreker is te 's Bosch geijverd voor aanbesteding van het onderhoudswerk, en, naar hij nog kortelings geleden vernomen heeft, worden daarvan de beste uitkomsten verkregen. De heer Rombouts zegt lang geaarzeld te hebbenwelk besluit hij nemen zou, doch na rijpe overweging omhelst hij de meening, dat 't meest gewenscht is, op den be- staanden voet voort te werken. Spreker gelooft niet dat met aanbesteding financieel voordeel te behalen is. Hem is wel gebleken, dat bij aanbesteding alles niet zoo juist wordt afgewerkt, en wat men zoodoende op eene wijze gewonnen heeft, verliest men weer op eene andere. Een particulier zegt spreker moet redeneereuhij moet dikwijls zuinig zijnen rekening houden met zijne middelen maar niet alzoo de gemeente; deze kan zich op ander standpunt plaatsen en werkt ook tevens voor de toekomst. Spreker verklaart alzoo te zullen stemmen tegen het voor stel van den heer Marijnen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 180