204
3 November 1888.
De voorzitter dankt den heer Van Mierlo voor de door
hem uitgebrachte rapporten, en stelt voor hét laatste ter
visie te leggen voor de leden.
De heer Rombouts vraagt, of niet de conclusie van 't
rapport zou kunnen aangenomen worden. Hij acht dit
wenschelijk ter bespoediging van de zaak en ook in het
belang van hen, die soms kapitaal beschikbaar houden.
De heer Pels Rijcken meent, dat de conclusie hoogst
eenvoudig is. Er wordt den heer Kuitenbrouwer een ter
mijn van veertien dagen gesteld. Onderwerpt hij zich binnen
dien termijn niet aan de voorwaarden, dan is de concessie
vervallen. Spreker is noch voor het ter visie leggen van
het rapport, noch om dit te laten circuleeren.
Daarna brengt de voorzitter in stemming:
a. Of het rapport 'zal behandeld worden.
De uitslag daarvan is, dat met algemeene stem
men daartoe besloten wordt, uitgezonderd die van
den heer Van Aken.
b. Of de conclusie van het rapport wordt aangenomen.
De uitslag dezer stemming is, dat met algemeene
stemmen daartoe besloten wordt, uitgezonderd die
van den voorzitter.
De voorzitter vraagt, of nog iemand der leden iets in
het midden te brengen heeft.
De heer Rombouts brengt daarop in herinnering, dat hij
in de vergadering van den 26sten Mei 1888 den wensch
heeft te kennen gegeven, dat zou overlegd worden eene
opgaaf van de kinderen, welke op de armenscholen ge
plaatst zijn, met wijk en nommer van de woonplaats hunner
ouders en het bedrag waarvoor ieder hunner in den hoof-
delijken omslag is aangeslagen, en vraagt, of die opgaaf
kan verwacht worden.