3 November 1888. 205 De voorzitter antwoordt, dat de lijst, welke de heer Rombouts bedoelt, in gereedheid is en overlegging daarvan zal plaats hebben. De heer Rombouts zegt, dat hij in dezelfde vergadering van 26 Mei 1888 gesproken heeft over het plaatsen van draaimolens en tenten aan de Oudevest en die buurt heeft genoemd de slechtste plaats welke daarvoor te vinden is, en vraagt, welke overwegende redenen er zijn, dat voormelde buurt thans weder voor hetzelfde doel is be stemd geworden. De voorzitter antwoordt, dat hem geen andere plaats ruimte bekend is en de vroegere ruimte op de Markt nu nog ingekort is door de tram. De heer De Booy, het gevoelen deelende van den heer Rombouts, acht het besproken onderwerp, waarop hij vroeger de aandacht gevestigd heeft, een punt van hoog belang voor allen die kinderen hebben. Spreker richt daarop het woord tot den heer Van Aken, wien hij herinnert aan zijne vroegere toezegging, tijdens hij als voorzitter fun geerde, dat hij zou trachten aan den uitgesproken wensch te gemoet te komen, en vraagt hem, dewijl het hier volgens spreker eene aangelegenheid geldt, welke tot de competentie van burgemeester en wethouders behoort, hoe hij gedacht heeft over het plaatsen der kermis. De voorzitter meent, dat de heer Van Aken het met hem eens zal zijn, dat alhier niet behoort medegedeeld te worden, wat in eene gesloten vergadering besproken is. Nadat de heer De Booy den voorzitter heeft doen op merken, dat hij doel en strekking van zijn betoog niet schijnt te begrijpen, en de voorzitter daarop met een enkel woord geantwoord heeft, vestigt de heer Klep de aandacht op de Leuvenaarstraat tot aan het Stedelijk Ziekenhuis, welke weg volgens spreker als eene betere plaats voor de kermis is aan te merken. De voorzitter wil dit wel in overweging nemenofschoon hij zelfs van de verschillende gestichten, welke zich aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 205