15 December 1888, 209 De voorzitter stelt de begrooting aan de orde, er op wijzende, dat plaatselijke en andere omstandigheden oorzaak zijn geweest, dat niet vroeger eene raadszitting tot dat einde is kunnen gehouden worden. De heer De Booy geeft in overweging om de begrooting te behandelen na de andere op de agenda vermelde zaken dewijl er onder deze zijn, die nauw verband houden met de begrooting. De voorzitter gelooftdat de tijd dit niet zal veroorloven, en herhaalt mitsdien zijn voorstel, dat wordt goedgekeurd. De heer Rombouts doet opmerken, dat, naar hem ge bleken is, de gewone uitgaven de gewone ontvangsten over treffen met meer dan f 1000, en voert daartoe bewijsgronden aan. Posten als voor tooneelverlooningengroot ƒ500, en de verhoogde som voor schoolgeldenwaaromtrent het be sluit tot heffing nog niet is vastgesteld, moeten verdwijnen. Spreker verklaart dan ook, dat een en auder de reden is, dat hij zal stemmen tegen verhoogingen. De voorzitter zegtdat deze bezwaren van-zelf ter sprake zullen komen in den loop van de behandeling der begrooting. Hij vraagt verder: of de raad de begrooting artikelsgewijze wenscht te behandelen? De heer De Booy betoogt, dat de noodzakelijkheid daar van reeds gebleken is bij het gesprokene door den heer Rombouts. De heer Pels Rijcken meent, dat bij de artikelsgewijze behandeling veel tijd onnoodig zal verloren gaan en acht het beter bij ieder hoofdstuk vragen te stellen, wat even accuraat werkt. De voorzitter verklaart juist met het oog om tijd te sparen de vraag gedaan te hebben en gaat meê met de meening van den heer Pels Rijcken. De heer Rombouts is er voor, dat bij de behandeling der begrooting de orde van vroeger gevolgd wordeterwijl de heer Van Aken er bijvoegt, dat nooit anders behandeld werd dan het rapport, wat ordelijk is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 209