15 December 1888.
2-17
Ten aanzien van Hoofdstak II, Art. 2, vraagt de heer
Marijnen, of de daar uitgetrokken som noodig is voor-
schoonhouden van het gemeentehuis?
De heer Guljé antwoordt, dat, onder meer, tot dien
post behoort ook de aankoop van meubelen.
De heer Marijnen wenscht zulks aangeduid te zien in de
Memorie van toelichting, waarin alles moet worden om
schreven.
Maar waartoe dient dan vraagt de heer Nelissen
de post van onvoorziene uitgaven?
Ten aanzien van dien post, die in twee artikelen onder
scheiden is, geeft de voorzitter verder inlichting.
Toch gelooft de heer Rombouts, dat de heer Marijnen
het juist voor heeft. Het verven van een gevel b. v. ge
schiedt niet alle jaren. Wanneer dit geschieden zal, be
lmoren de kosten ook begroot te zijn. Hij recommandeert
nogmaals burgemeester en wethouders om den gemeente
architect de begrooting van Nijmegen ter inzage te geven.
Nadat de voorzitter de opmerking gemaakt heeft, dat
het niet mogelijk is alles te voren te voorzien, wordt
overgegaan tot
Hoofdstuk III, Art. 1 a. (Kunstwegen, straten en pleinen.)
In 't rapport wordt verlangd een vaste strater, waarop
in de Memorie van beantwoording door burgemeester en
wethouders wordt verklaarddat dit wel een punt van
overweging bij hen kan uitmaken.
De heer Marijnen betoogt de noodzakelijkheid om een
vasten strater aan te stellen, zich grondende op de om
standigheid, dat altijd aan gaten en kuiltjes in de straten
worden aangetroffen, waarvan de opmeting niet kan plaats
hebben en waarin beter zal kunnen voorzien wordenals
de gemeente een eigen strater heeft en niet per meter
gewerkt wordt.
De heer Smits kan de zienswijze van den heer Marijnen
niet deelen daar een strater het geheele jaar door geen