220 15 December 1888. meerdere zelfstandigheid moest worden toegekendwaar door zijne verantwoordelijkheid zou worden vergroot. De Memorie van beantwoording teekent hierop aan, dat de opzichter over de beplantingen in alles wordt gekend, maar dat het oppertoezicht, volgens de wet, bij burge meester en wethouders dient te blijven. De heer Heijlaerts is van oordeel, dat Waals in de uitoefening zijner betrekking te veel aan banden ligt en te zeer ondergeschikt is aan den architect, wiens betrekking onderscheiden is van die van opzichter over de beplantingen, waarvoor Waals de noodige kennis bezit. De paden zegt spreker worden, zooals nu gewerkt wordt, nooit goed. Nooit ook had het mogen gebeurendat een urinoir geplaatst werd aan den ingang van het Valkenberg. De vijver, welke jaarlijks wel /"500 kost, noemt spreker onaesthetisch. Als liefhebber van boomen en planten ont moet hij vele fouten. En op grond van dit alles wenscht hij meer zelfstandigheid aan Waals te zien toegekend. De voorzitter wenscht den spreker even op te merken, dat het Valkenberg door den heer Rosseels is aangelegd en alles nog niet gereed is. Overigens doet de architect enkel de administratie, meer niet. Het urinoir, waarover de heer Heijlaerts sprak, is wel een steen des aanstoots, maar niet mag vergeten worden, welk een aanblik vroeger de muren aanboden. De heer Van Dam vraagt aan burgemeester en wethou ders, of er voorzien wordt in de lekkage van den vijver. De voorzitter antwoordt, dat daarin beter zal kunnen voorzien worden, als de waterleiding er is. Maar zoolang zij er niet is, herneemt de heer Van Dam? waarop de voorzitter te kennen geeft, dat alleen voorziening noodig is bij laag water. De heer Heijlaerts meent, dat aan den vijver niets te verbeteren iswegens den toestand van den bodemwaarop de voorzitter doet opmerkendat de modder er uitgehaald is en de leemlaag op zand ligt. De heer Van Hal, herinnerende dat hij als lid der commissie de eer heeft gehad de plannen voor het Valken-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 220