15 December 1888. '221 berg mede te ontwerpenweerspreekt ernstig de beschou wingen van den heer Heijlaerts. Spreker stelt zich nog altijd voor, dat de vijver wel tot zijn recht zal komen, want een vijver, die door niets gevoed wordt, moet uit drogen. Als de waterleiding in werking zal zijn gekomen gaat spreker voort zal de vijver, die reeds van ver bindingsbuizen voorzien is, behoorlijk gevoed worden. Voorts kan hij niet inzienwaarom het noodig is aan Waals meer zelfstandigheid toe te kennen. Binnen twee jaar, durft spreker voorspellen, zal de zaak in orde zijn. De heer De Booy zegt op dit hoofdstuk aan te treffen een post voor voltooiing van het Valkenberg en eene som van f 100.000 voor aanlegkosten der waterleiding ln verband hiermede vraagt hijin hoever de commissie voor het Valkenberg werkzaam is geweest, daar het contract met de Groote Sociëteit in September eindigt. Voorts zou hij wenschen ingelicht te worden, of de som van ƒ100.000 in 1889 werkelijk gebruikt zal worden. En hoever de proefnemingen gevorderd zijn? De voorzitter verklaart officieel niets te kunnen zeggen. Maar van ter zijde is hem bekend, dat een proefput gemaakt wordt voor de waterleiding en de onderhandelingen over het Valkenberg nog hangende zijn. De heer De Booy wijst op de belangen welke verbonden zijn aan eene beslissing omtrent het Valkenberg voor de Groote Sociëteit, zoodat hij het noodig acht, dat spoedig de verhouding werd geregeld tusschen de gemeente en de genoemde Sociëteit. De voorzitter zegt, dat hij nog niet in het bezit is van het officieel rapport der commissie. De heer Guljé meent, dat de voorzitter den stand der zaak duidelijk heeft medegedeeld. De heer De Booy kan zich met dat antwoord niet tevreden stellen. Hij wenscht iets te weten, omtrent de plannen, welke gevormd worden, en van wie die uitgaan. De voorzitter antwoordt, dat de regeling van het plan door de commissie schijnt te geschieden in overleg met den heer Rosseelswiens uitvoering aan de verwachting beantwoordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 221