15 December 1888.
223
werpelijke zake in 1887 150 is uitgegeven, terwijl het
Gymnasium toen nog niet bestond.
De heer Van Dam geeft den heer Rombouts dienaan
gaande inlichtingen, die hem tevreden stellen en waarop
hij dan ook zijn voorstel intrekt.
De heer De Booy spreekt over het begroote bedrag op
Hoofdstuk VII, art. 5 (Exploitatiekosten van de gemeente
reiniging), en doet opmerken, dat de inkomsten minder
geraamd zijn dan in 1887 ontvangen is, terwijl de uit
gaven stijgen.
De voorzitter zegt, dat de uitgaven hooger zijn geraamd
tot het doen van aankoopen, waaraan de heer Guljé toe
voegt, dat de ontvangst geraamd is naar de vermoedelijke
opbrengst van den straatmest
Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling der
ONTVANGSTEN.
De heer Nelissen drukt ten aanzien van Hoofdstuk II,
Afd. II, Art. 1 (Hoofdelijke omslag), den wensch uit, dat
een afdruk gegeven worde aan de leden van den raad van
de kohieren van den hoofdelijken omslag, naar de hoe
grootheid van den aanslag, evenals vroeger geschied is.
De heer Guljé antwoordt, op eene vraag des voorzitters
dat het de bedoeling van den heer Nelissen is om geauto-
grapheerde opgaven te bekomen van de aanslagen in den
hoofdelijken omslag.
De heer Rombouts geeft in overweging om geen gehoor
te geven aan den wensch van den heer Nelissen, als zijnde
de bedoelde kohieren zoo maar niet geschikt voor publici
teit. Spreker herinnert, dat te Amsterdam ieder enkel zijn
eigen aanslag zien mag.
De heer Pels Rijcken meentdat de aanslag in den hoofde
lijken omslag niet zulk een stipt geheim behoeft te blijven,
en ziet niet inwelk gevaar er in meerdere publiciteit
gelegen is.
De heer Guljé kan als tegenhaDger van Amsterdam mede-
21