226 15 December 1888.
De heer Guljé zegt, dat de geraamde verhooging haren
grond heeft niet enkel in de verhooging der schoolgelden,
maar ook in het toenemen van het getal der leerlingen.
De heer Nelissen acht het niet geraden ontvangsten
hooger te ramen dan ze verwacht kunnen worden. De
inlichting door den heer Guljé gegeven, kan hem niet be
vredigen vooral nietwanneer hij de opbrengst der school
gelden over de maand October tot grondslag zijner berekening
neemt. Spreker meent, dat de som van 8800 wel ƒ1600
te hoog geraamd is.
De voorzitter merkt op, dat eene hoogere raming niet
veel afdoet, bij de onzekerheid welke bestaat omtrent de
werkelijke uitkomsten.
Pen heer Smits komt het voor, dat het met een goed
beheer niet overeen te brengen is de gewone ontvangsten
te hoog te stellen.
De voorzitter zegt, dat overschrijvingen altijd en overal
plaats hebben.
De heer Guljé herhaalt, dat de verhooging van het be-
groot.ingscijfer ook in verband staat met de toeneming van
het getal leerlingen.
De heer Van Hal verklaart zich de verhooging aldus, dat
bij de opbrengst van het schoolgeld in het vorig jaar thans
gevoegd wordt de verwachte hoogere opbrengst in 1889.
De voorzitter vraagt, of de heeren wenschen te stemmen
over het verminderen van dezen post?
De heer Rombouts is er voor om den post met 1000
te verminderen.
De heer Nelissen acht die vermindering te gering. Hij
stelt voor den post te verminderen met ƒ1600 en hem
alzoo te brengen op 7200.
De heer Heijlaerts ondersteunt dit voorstel.
Hierna wordt Artikel 8 bzonder hoofdelijke stem
ming, vastgesteld op ƒ7200.
Hoofdstuk III, Art. 1 b.
't Rapport vraagt inlichting omtrent den tegenwoordigen