228
'15 December 1888.
Voorts vraagt de voorzitter, of de heeren stemming ver
langen
De heer Van Hal wenscht nog ingelicht te worden, hoe
veel de keurmeester van het vleesch geniet? Waar-op de
heer Guljé antwoordt, dat diens jaarwedde bedraagt ƒ250.
De heer Van Hal meent, dat de vischkeurders niet beter
behooren gesalarieerd te worden dan de keurmeester van
het vleesch.
Alsnu wordt overgegaan tot stemming, waarvan
de uitslag is, dat het verzoek wordt afgewezen met
12 tegen 3 stemmen.
Vóór afwijzing waren de heeren: Smits, Pels Rijcken,
De BooyVan Dongen, Klep, Van Hal, Backer, Marijnen,
Guljé, Vreede, Rombouts en de voorzitter.
Daartégen de heeren: Van AkenNelissen en Heijlaerts.
7°. Adres van J. N. T. Buining, leeraar in het hand-
teekenen aan het stads-teekeninstituut alhier, verzoekende
eene verhooging zijner jaarwedde, welke thans 100 bedraagt.
De voorzitter doet den secretaris voorlezen het daarop
ingewonnen advies der commissie van beheer van het stads-
teekeninstituut, welke bij schrijven van 6 November 1888,
onder aanvoering van gronden, adviseert, om de jaarwedde
van den heer Buining, die is aangewezen als leeraar in de
tweede klasse handteekenenmet ƒ200 te verhoogen.
De voorzitter vraagt, of de raad zich daarineê kan ver
eenigen
De heer Van Hal ondersteunt de commissie in haar
advies, eerstens, omdat de diensten, welke de heer Buining
bewijst, eene betere belooning waardig zijn, en tweedens,
omdat dan de wedde in betere verhouding zal zijn van die
der andere leeraren.
De voorzitter brengt daarop het voorstel tot ver
hooging der wedde van den heer Buining met ƒ200