22 December 1888.
237
Alsnu wenscht de voorzitter in behandeling te stellen
N°. 1 der aangehouden zaken, doch alvorens hiertoe wordt
overgegaan, geeft de heer Van Hal in overweging, eerst
het adres van den heer Klep betreffende »het Dijkje" te
behandelen.
De voorzitter zegt, dat de stukken eerst 8 dagen ter
visie liggen en deze zaak niet op de agenda voorkomt, doch
dat zijnerzijds geen bezwaar is haar vóór de andere zaken
te behandelen.
De heer Van Mierlo verzet zich hiertegen; waarop de
voorzitter, na te* hebben doen blijken, dat hem de zaak
niet zoo eenvoudig toeschijnt als men gelooftvoorstelt
haar later te behandelenwaarmede genoegen wordt genomen.
C. Aangehouden zaken
1°. Adres van A. C. van Gilé, aannemer, wonende in
de Middenlaan alhier, dato 7 November 1888, houdende
verzoek aan hemonder nader overeen te komen voorwaar
den, in koop te willen afstaan een stukje gemeentegrond,
gelegen op het einde der Zoutstraat (zuidzijde) en het begin
van de Leuvenaarstraat, kadastraal bekend gemeente Breda
sectie A, N°. 3687, ter grootte van 61 centiaren, onder
overlegging eener schetsteekening.
De voorzitter vraagt, of de leden bekend zijn met den in
koop gevraagden grond.
De lieer Marijnen wenscht, dat die grond publiek worde
verkocht, daar er reeds liefhebbers voor waren toen het
terreinlje omrasterd werd.
De heer Heijlaerts kent, naar hij verzekert, twee be
langhebbenden.
De heer Van Mierlo meent, dat gegadigden, die hij wel
vermoedt dat er zijn, ook later, na de publicatie van den
onderhandschen verkoop hunne bezwaren kunnen inbrengen.
De voorzitter wenscht eerst de vraag te stellen, of ver
koop zal plaats hebben, om dan de beslissing voor te
dragen, of de grond publiek of onderhands zal verkocht
worden.