11 Februari 1888. 23 plaats gehad hebbenden brand, iD welke missive werd gezegddat die schadeloosstelling voor de laatste maal werd toegekend en de militaire hulp bij brand alleen op aanvrage te willen verleenen. Dit schrijven is, zegt de voorzitter, een gevolg van de door de brandweer geuite klachten, dat zij bij brand door de militairen wordt verdrongen, hetgeen ook weder bij den jongsten brand heeft plaats gehad. De heeren Pels Rijcken, Marijnen en Van Hal, die jaren achtereen als leden bij de brandweer gefungeerd hebben, leggen eenstemmig de verklaring af, dat zij niet anders dan met den grootsten lof over de militairen en de door hen verleende hulp bij brand kunnen getuigen. De heer De Booy kan ook niet anders dan met de volste overtuiging zich bij die getuigenis aansluiten. Alvorens de voorzitter de vergadering sluit, vraagt de heer De Booy alsnog verlof om, na voorlezing, aan burgemeester en wethouders aan te bieden eene weder legging van het rapport der commissie uit den raad, be treffende de ingediende voorstellen omtrent de heffing van den hoofdelijken omslag. De heeren Pels Rijcken en Smits hebben tegen de voor lezing bezwaar en achten het doen circuleeren bij de leden voldoende. De heer De Booy blijft op de voorlezing aandringen, hetwelk hem door den voorzitter wordt toegestaan. De voorlezing geschied zijnde, wordt op voorstel van den voorzitter besloten de memorie van weder legging van den heer De Booy bij de leden te doen circuleeren. Alsnu wordt nog bepaald, om op Maandag den 13den Februari a. s.des morgens te tien uren, eene zitting te houden over de reclames van den hoofdelijken omslag. Waarna de vergadering is gescheiden. De secretaris, De voorzitter, BLAESER, L-s. VAN AKEN, l.-b.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 23