13 Februari 1888. 27 De heer Rombouts zegt, dat na deze gevallen beslissing door den raad een besluit moet worden genomen, of aan Dr. Bosscha al dan niet het door hem gevraagd verlof zal verleend worden. De heer De Booy wijst op een vroeger soortgelijk geval met den heer Cluysenaer. Ook deze verliet als leeraar de Hoogere Burgerschool om eene betrekking in Indië te aan vaarden doch moest om redenen van gezondheid naar Nederland terugkeeren en een anderen werkkring aan vaarden. De voorzitter deelt mede, dat bij hem is ingekomen eene missive van Dr. Bosscha, van den inhoud waarvan hij in geheim comité wil kennisgeven. De raad zich hiermede vereenigendeworden de deuren gesloten. Na heropening wordt de openbare vergadering voortgezet. De voorzitter brengt alsnu in stemming het door den heer Dr. J. Bosscha Jr. gedaan verzoekom hem als leeraar aan de Hoogere Burgerschool en aan het Gymnasiumvoor den tijd van één jaar, een verlof toe te staan. Met algemeene stemmen wordt op dit verzoek afwijzend beschikt. Als gevolg van dit besluit en in verband met zijn brief wordt nu aangenomendat de heer Bosscha zijn eervol ontslag heeft aangevraagd. De heer Van Dam verzoekt aanteekening in de notulen, dat hij er zich tegen verklaart, dat aangaande dit te ver- leenen ontslag de inspecteur van het middelbaar onderwijs wordt gehoord, dewijl hij art. 29 alinea 3 der wet op het middelbaar onderwijs hier niet van toepassing acht. De heeren Rombouts en Van Hal sluiten zich te dien aanzien bij den heer Van Dam aan. De heer Guljé zegt, dat, nu er reeds drie heeren zijn die zich verklaard hebben tegen het hooren van den inspecteur,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 27