3 Maart 1888.
35
heer Guljé wordt gewezen op de bestaande voorwaarden
waarbij dit is verboden.
De voorzitter geeft alsnu aan den raad in overweging,
om aan bestek en teekening zijne goedkeuring te hechten,
opdat, door aanbesteding, met de wederopbouwing van het
afgebrande huis zoo spoedig mogelijk een begin zou kunnen
worden gemaakt.
De gevraagde goedkeuring wordt zonder hoofdelijke
stemming verleend.
C. 1°. De wijziging der Verordening op het pensioen
fonds wordt door den voorzitter aan de orde gesteld.
De heer Van Mierlo deelt daaromtrent mede, dat het
primitief voorstel van den waarn. voorzitter is uitgegaan.
Er werden bij de behandeling velschillende amendementen
voorgesteld, waarom spreker in overweging gaf deze in handen
te stellen der commissie van toezicht op het pensioenfonds,
ten einde daarover advies uit te brengen. Dit heeft echter,
door ongesteldheid van leden, vertraging ondervonden.
De heer Van Aken betreurt het zeer, dat op zijn voorstel,
hetwelk reeds vijftien maanden geleden is ingediend, nu
nog geene beslissing kan worden genomen, en stelt voor in
de plaats van den burgemeester een ander lid te benoemen.
De heer Rombouts vereenigt zich met het gezegde van
den voorzitter, n.l. dat eene zaak van zooveel gewicht zoo
langen tijd op zijn beslag laat wachten. Om nu een ander
lid te kiezen, strookt niet met de verordening, daar de
leden voor een bepaalden tijd worden gekozen. Er bestaat
op het oogenblik geen vacature. Een geheel nieuwe com
missie was zijns inziens wenschelijker.
De heer De Booy bespreekt deze zaak in gelijken geest.
De heer Van Mierlo zegt, dat hij en de heer Nelissen,
welke nu alleen de commissie uitmaken, in eene zoo be
langrijke financieele zaak moeielijk een rapport kunnen uit
brengen en stelt voor dat aan henin plaats van den voor
zitter, de heer Guljé wordt toegevoegd, of dat men eene
nieuwe commissie uit den raad benoeme.