3 Maart f888.
37
De voorzitter vraagt, of men het verslag der commissie
of de voorstellen ieder afzonderlijk wenscht te behandelen.
De heer De Booy merkt opdat het nieuw-gekozen
raadslid van de gedane voorstellen in dit verslag niet is
gesaisisseerdwaarom hij voorstelt de behandeling er van
aan te houden en daaraan eene afzonderlijke zitting te
wijden.
De heer Vreede antwoordt hieropdat, al had hij geen
zitting in den raad, hij toch trouw het daarin behandelde
heeft gevolgd, zoodat voor hem de behandeling van deze
zaak niet behoeft te worden aangehouden.
De voorzitter acht het in behandeling nemen van
hetgeen nu aan de orde is, met het oog op den hoofde-
lijken omslag, ook zeer wenschelijk, aangezien het uitstellen
van een te nemen besluit tot moeielijkheden aanleiding zou
geven.
De heer De Booy trekt hierop zijn voorstel in.
De voorzitter vraagt, of de raad alleen het rapport, of de
beide voorstellen ieder afzonderlijk wenscht te behandelen.
Den heer Pels Rijcken komt het voor, dat het regelmatiger
is de beide voorstellen ieder afzonderlijk te behandelen en
acht het wenschelijk daarbij kortheid in acht te nemen. Het
voorstel van den heer De Booyzegt hijde prioriteit hebbende
dient dit ook het eerst in behandeling te worden genomen.
De voorzitter stelt mitsdien het voorstel van den heer
De Booy het eerst aan de orde.
De heer De Booy zegt, als voorsteller, zeer kort in zijne
verdediging te kunnen zijn. Zijne memorie van toelichting,
die aan de leden bekend is, vergemakkelijkt hem die taak,
zoodat hij den raad niet onnoodig vermoeien en zijn oordeel
opschorten zal, totdat het verslag der commissie aan de
orde zal zijn gesteld, hetwelk ook kan bestreden worden.
De heer Pels Rijcken brengt den heer De Booy in her
innering, dat er geen sprake kan zijn van het rapport dei-
commissie in stemming te brengen, wèl de beide voor
stellen. Men kan liet rapport dei' commissie, hetwelk tot
voorlichting van den raad dient, alleen debatteeren.