3 Maart 1888. 39 schatting door één ambtenaar, die slechts bij gissing con- stateeren kan, vraagt de voorzitter, of nog leden over het voorstelDe Booy het woord verlangen. Niemand meer het woord verlangende, wordt het voorstel met algemeene stemmen, behalve die van den heer De Booy, verworpen. Alsnu stelt de voorzitter aan de orde het voorstel der heeren Pels Rijcken, Nelissen en Rombouts. De heer Pels Rijcken licht het voorstel toe, en zegt dat de grondgedachte van de voorstellers is geweest zich aan de bestaande verordening aan te sluiten en alleen daaraan een nieuw artikel toe te voegen, hierin bestaande, dat iedere aanslag met 300 zal worden verminderd, waarbij de laagst aangeslagenen het meest zullen zijn gebaat. Dit doel staat duidelijk vermeld in de korte memorie van toelichting en de daarbij gevoegde tabel. De heer Van Hal schenkt volkomen zijne adhaesie aan het voorstel van den heer Pels Rijken c. s. Hij kan daar toe te eerder besluiten, omdat hij zich de moeite heeft gegeven in deze de werken van den op dit gebied bekenden professor Vissering te raadplegen en haalt uit diens Handboek van practische staathuishoudkunde, 2de deel, 832ste stelling, eenige citaten aan, die op deugdelijke gronden aantoonen, dat een progressief stelsel wel veel verleidelijks heeft, maar inderdaad eene onbillijkheid in het leven roept, en aange zien nu het voorstel in quaestie niet als progressief kan worden aangemerkt, zal hij daaraan zijne stem geven. De heer De Booy zegt met aandacht den gedachtengang van een man van gezag als professor Vissering op papier te hebben gevolgd, en geeft in overweging diens stelling te vergelijken met het voorstel Pels Rij ken c. s. Dat voorstel, beweert spreker, past de progressie toe in den meest zuive ren zin van het woord. Zijn voorstel heeft geen debat uitgelokt en is op geen enkelen grond tegengesproken, doch wat het voorstel Pels Rijcken c. s. betreft, dit is volgens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 39