40
3 Maart 1888.
zijne innige overtuiging in lijnrechten strijd met den ge-
dachtengang van professor Vissering.
De heer Pels Rijcken zegt dat de heer De Booy, door
zijne laatste bewering, heeft bewezen, of de door den heer
Van Hal aangehaalde citaten niet goed begrepen of van
een progressief stelsel geen juiste voorstelling te hebben.
De heer Nelissen licht het voorstel verder toe, en zegt
dat de voorstellers in overweging hebben genomen om de aan
slagen met 400 te verminderenmaar daardoor zouden
er te veel buiten den hoofdelijken omslag zijn gevallen
wat om verschillende redenen niet wenschelijk werd ge
acht.
De heer De Booy komt terug op het gezegde van den
heer Pels Rijcken, waar het geldt het begrip van progressie,
en blijft bewerendat het progressief beginsel in ZEds.
voorstel niet vreemd is, al is het dan ook in mindere mate.
Niemand meer het woord verlangende, brengt de
voorzitter het voorstel van den heer Pels Rijcken c. s.
in omvraag, en wordt dit met veertien tegen twee
stemmen aangenomen.
Voor stemden de heeren: Marijnen, Van Hal, Pels Rijcken,
Smits, Rombouls, Van Dam, Van Mierlo, Guljé, Backer,
Klep, Heijlaerts, Vreede en Nelissen.
Tegen de heeren: De Booy en van Aken.
De voorzitter zegt dat de Koninklijke goedkeuring tot
wijziging van den hoofdelijken omslag alsnu zal worden
aangevraagd.
Waarna de vergadering is gescheiden.
Be secretaris,
BLAESER, l.-s.
De voorzitter,
VAN AKEN, l.-b.