7 April 1888. Tegenwoordig de heeren: Guljé, Marijnen, Backer, Van Hal, Klep, Van Dongen, De Booy, Pels Rijcken, Smits, Rombouts, Van Mierlo, Heijlaerts, Vreede, Nelissen, Van Dam en Van Aken, waarn. voorzitter. Afwezig, door ongesteldheid, de heer De Man, burgemeester. De notulen der vorige vergadering, dd, 17 Maart 1888, worden door den waarn. secretaris, den heer J. Gr. Blaeser, voorgelezen, en nadat daarin, op verzoek van den heer Rombouts, was opgenomen, dat bij het, door hem uitgebracht verslag over de rekening der Bank van Leening van af 2> September tot uit December 1886, de exploitatie feitelijk een verlies had geleden van ƒ3598.37-5, worden zij goed gekeurd en vastgesteld. Door den voorzitter worden de volgende ingekomen stukken aan de orde gesteld 1°. Afschrift van het Koninklijk besluit van den lsten Maart 1888, N«. 36, waarbij wordt bewilligd, dat, met ingang van 1 April 1888, voor den tijd van drie jaren, in de Bank van Leening alhier van de pandgevers een interest tegen 12 ten honderd 's jaars van alle panden gevorderd worde. De voorzitter deelt mede, dat o. a. een afschrift van dit besluit is gezonden aan de commissie van beheer over de Bank van Leening ter uitvoering en door burgemeester en wethouders van de nieuwe heffing bekendmaking in de couranten is gedaan. 6

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 51