7 April 1888.
57
Hieruit volgt, dat in eene volgende vergadering andermaal
het voorstel in stemming zal gebracht en de stukken
inmiddels ter visie zullen gelegd worden.
12°. De heer Heijlaerts, het woord gevraagd en verkregen
hebbende, komt terug op het door hem gesprokene in de
vorige vergadering, en wel over het vandalisme in het
Valkenberg. Hem was toegezegddat krachtdadige mid
delen zouden worden genomen om dit tegen te gaan. Hij
zegt, dat, in plaats dat daarin verbetering is gekomen, het
integendeel is toegenomen, en wijst op fabriekarbeiders, die
zich niet ontzien palen der omrastering te stelen, gazons
plat te loopen en andere verwoestingen aan te richten.
Tevens wijst spreker op den slechten toestand der pompen,
waarvan er drie, en nog wel de beste die er zijn, sedert
geruimen tijd geen drinkwater meer geven.
De voorzitter zegt dat hij zijne beste krachten zal aanwenden
om daarin verbetering te doen brengen.
Den heer Van Hal verblijdt het, dat de heer Heijlaerts
zooveel belang in het Valkenberg toont te stelllen. Ook hij
ziet dat de werkzaamheden in het park veel goeds en fraais
beloven, doch moet het met den vorigen spreker ten zeerste
betreurendat het toezicht der politieop hetgeen daarin
wordt tot stand gebracht, niet voldoende is.
De heer Rombouts wijst op de gemeente Nijmegen, alwaar
het publiek het plantsoen en de openbare wandelwegen ontziet
en in eere houdt. De vraag doet zich daarom bij spreker
op, of de politie wel bij machte is aan het vandalisme paal en
perk te stellen, en of de bestaande politie-verordening in over
eenstemming is met het nieuwe Wetboek van Strafrecht.
De voorzitter, beide laatste sprekers beantwoordende, zegt
dat sedert lang het plan bestaat om de politie-verordening
te herzien, doch dat de ongesteldheid van den burgemeester
dit tot heden heeft verhinderd. Nu de agenten van politie
allen tot onbezoldigd rijksveldwachter zullen worden aan
gesteld, verwacht hij daarvan betere uitkomsten, waardoor
zij krachtiger dan thans zullen kunnen optreden.