58
7 April 1888.
13°. De heer De Booy vraagt, of er nog niet een rapport
moet worden uitgebracht over de wijziging der verordening
op het pensioenfonds der gemeente-ambtenaren
De heer Guljé antwoordt dat dit nog niet gereed is.
Te gelijk vraagt de heer De Booy, of er reeds antwoordris
ingekomen van den Minister op de missive van burgemeester
en wethouders omtrent het voormalig huis van arrest?
Dè heer Guljé antwoordt hierop, dat van den Minister
van Justitie bericht is ontvangen, dat hij vermeende dat
het gebouw, sedert' 1823 bij het rijk in gebruik, ook aan
het' rijk behoorde. Verder geen inlichtingen kunnende geven
iS'd6'missive gerenvoyeerd aan den Minister van Financiën,
wiens antwoord alsnog wordt' ingewacht.
Be heer De Booy zegt dank voor de gegeven inlichtingen.
14°. De voorzitter brengt in behandeling het plan tot
het bouwen eener school' aan de Boschstraati
De heer Van Mierlö vraagt wat er vroeger omtrent het
plan dezer te bouwen school is besproken en of' het huis
er bij' was begrepen
De' heer Marynen antwoordt, dat hij in eene vorige ver
gadering had voorgesteld om* te gelijk met de school de
onderwijzerswoning in te richten, maar toen werd gezegd' dat'
daarmede nog tijd was en er ook niet veel aan behoefde
veranderd' te worden', err hij zich nu bij het plan wel kan
neerleggen.
Be- voorzitter vraagt of de raad zijne goedkeuring aan
het plan kan hechten.
De heer Rombouts stelt alsnog de vraag of de school wel
groot genoeg is voor de behoefte, zoodat er binnen korten
tijd niet weder eene nieuwe zal behoeven bijgebouwd te
worden.
De heer Van Hal vraagt hoe groot het aantal kinderen
is dat er in opgenomen kan worden.
De heer Guljé antwoordt dat zij is gelijk de andere
scholen, van zes klassen en elke klas van 50 leerlingen,
zoodat er 300 kinderen kunnen geplaatst worden.