7 April 1888. 59
De heer Rombouts meent, dat dan de school veel te klein
is. Volgens onlangs door den voorzitter gedane mededeeling
waren er wel 600 kinderen van onderwijs verstoken.
De heer Guljé merkt hierop aan zich den toestand niet
te erg voor te stellen, want dat onder gezegd getal wel
300 kinderen waren die op 31 December jl. eerst hun
6de levensjaar bereikt hadden. Verder de vraag van den
heer Rombouts beantwoordende, of de school niet grooter
kan gemaakt worden, zegt spreker, dat zulks niet kan en
als er ruimte te kort schiet er dan eene school dient bij
te komen.
De heer Smits vindt, wanneer er geen voldoende ruimte
aanwezig is, er naar een ander geschikt terrein dient te
worden omgezien.
De heer Guljé acht de ruimte voldoende voor de indeeling
der school. Volgens het plan is het eene 6-klassige school.
De heer Van Hal vraagt of deze school de remplagante
is van die op de Houtmarkt, en of deze laatste buiten
dienst gesteld en ongeschikt voor het onderwijs is
De heer Guljé beantwoordt deze vraag in toestemmenden
zin, waarmede de voorzitter ook instemt.
De heer Rombouts kan zich nu moeielijk met het plan
vereenigen, daar spoedig zal blijken dat het gebouw voor
tusschenschool te klein is. De wet, zegt hij, laat toe om
scholen te bouwen voor 600 kinderen. Spreker vindt het
tegen het belang der gemeente om dubbele kosten te maken
en wil liever in ééns eene school bouwen die groot
genoeg is. Is het terrein te klein, dat men dan een ander
kieze of brenge eene verdieping op de school.
De heer Guljé zegt, dat in het laatste geval slechts een
dak wordt uitgespaard en tegen dit voordeel eene massa
andere bezwaren bestaan.
De heer De Booy vraagt, of de heer Rombouts van het
door hem gesprokene een voorstel wil maken.
Deze vraag wordt in toestemmenden zin beantwoord, te
meer, zegt de heer Rombouts, om niet spoedig andermaal
voor het feit te slaan dat er scholen te weinig zijn.