28 April 1888.
63
De voorzitter merkt hierop aan, dat die inlichtingen o.ok
door eene commissie kunnen worden ingewonnen.
De heer De Booy vindt dat het hier vooral op de voor
waarden aankomt, die predo mi neerend zijn, waarom'hij het
met 't voorstel van den vorigen spreker eens is. De raad
heeft later rekening te houden met de gemeentewet.
De voorzitter vraagt hierop het gevoelen van de overige
leden.
Hierop antwoordt de heer De Booy, dat de zaak, zijns
inziens, duidelijk genoeg is, en alle leden willen handelen
in den geest als doorden heer Rombouts is aangegeven
waarom hij eene commissie niet noodig acht.
De heer Nelissen geeft in overweging om dit adres te
verzenden aan de commissie, die vroeger belast is geweest
met het nemen van maatregelen tot het in orde brengen
van het Valkenberg, zijnde de heeren Van Mierlo, Pels
Rijcken en Van Hal, met toevoeging van één lid van het
dagelijksch bestuur, welke commissie elders de noodige
inlichtingen zou kunnen inwinnen.
De heer Vreede zegt, dat de benoeming eener commissie
den raad tot niets bindt, en ondersteunt het voorstel van
den heer Nelissen.
De heer Pels Rijcken meent, dat als men eene commissie
benoemt en hare taak omschrijft door alleen de voorwaarden
te ontwerpen, om die later aan de goedkeuring van den
raad te onderwerpen, zulks niet voldoende is, en wil haar
eene zeer uitgebreide opdracht zien gegeven. Spreker wijst
op het bestaand gebouw, dat het park ontsiert, aan 't welk
de gemeente reeds zooveel tot verfraaiing heeft ten koste
gelegd. Een dergelijk gebouw mag zijns inziens niet blijven
bestaan en de gemeente dient het over te nemen. Nu rijst
echter de vraag, wie zal dat gebouw stichten, de gemeente,
die het verhuurt, of de Sociëteit? Spreker acht het daarom
noodzakelijk dat de raadscommissie de machtiging worde
gegeven ook dit punt met de commissie der Groote Sociëteit
te bespreken-.
De heer De Booy begrijpt niet waarom liet voorstel is