12 Mei 1888.
Tegenwoordig de heeren: MarijneN, Backer, Van Hal,
Klep, Van Dongen, De Booy, Pels Rijcken, Smits,
Rombouts, Van Dam, Van Mierlo, Vreede, Heijlaerts,
NeliSsen, Guljé en Van Aken, waarn. voorzitter.
Afwezig de heer De Man, burgemeester, wegens onge
steldheid.
De notulen der vorige vergadering, dd. 28 April jl.
worden door den waarnemenden secretaris, den heer J. Gr.
Blaeser, voorgelezen.
De voorzitter vraagt of er ook iemand aanmerkingen op
de voorgelezen notulen heeft.
De heer De Booy neemt hierop het woord en zegt,
volkomen de meening te beamen van burgemeester en
wethouders, om hinderlijke uitvallen, die de leden in de
debatten jegens elkander laten ontvallen, uit de notulen
weg te Jaten. Aangezien er geene offieiëele notulen op na
worden gehouden, zoo moet, zegt spreker, het publiek
afgaan op de meer of minder vertrouwbare verslagen, die
de locale pers van de gemeenteraadszittingen geeft. De
uitdrukkingenwaarop spreker speciaal het oog heeft
worden toch door de pers medegedeeld en daaraan, in
strijd met de waarheid, nog andere toegevoegd. Zoo heeft
hij niet gehoord dat in de vorige vergadering het smadende
»bah bah" tot hem is gericht geworden. Wel is hem in
die vergadering verweten en door de pers medegedeeld,
dat hij zich aan juridische ketterij had schuldig gemaakt,
ofschoon hij zich bewust was en nog steeds is, geen woord
8