74 12 Mei 1888. te hebben gesproken, dat in strijd is met art. '15 van het reglement van orde. Spreker wenschte daaromdat van het hem gedaan verwijt en het daarop door hem gegeven antwoord in de notulen melding werd gemaakt, opdat althans daaruit blijkedat dit verwijt niet den minsten grond had. De voorzitter antwoordt hieropdat de uitgevers der hier verschijnende couranten de officiëele notulen niet ver langen op te nemen, maar van hunnentwege personen zenden om de raadszittingen bij te wonen en van het ver handelde zelf aanteekening houden. De voorzitter vraagt hieropof er nog andere aanmerkingen op de voorgelezen notulen te maken zijn. Niemand hierover het woord verlangende worden zij onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. A. De voorzitter stelt aan de orde de volgende inge komen stukken 4°. Missive van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van den 26sten April 1888, G, N°. 45, Ilde afdeeling, houdende bezwaren tegen de goedkeuring der verordening tot wering van het in de Boterhal ter markt brengen enz. van kunstboter. De voorzitter stelt voor deze missive met de verordening te renvoyeeren aan de commissie belast geweest met het ontwerpen der verordening. De heer De Booy vraagt hieromtrent het woord en verzoekt hem de namen te willen opgeven der leden, die met de samenstelling der verordening zijn belast geweest, De voorzitter, hieraan voldoende, antwoordt, dat dit zijn de heeren Van Mierlo, Pels Rijcken en Van Dam. De heer De Booy wil hierover nader het woord voeren doch de heer Smits komt dit voor door op te merken, dat alleen aan de orde is het voorstel van den voorzitter, om de missive van Gedeputeerde Staten aan bovengenoemde commissie te verzenden. Indien de raad dit voorstel aan neemt en het antwoord der commissie bij hem zal zijn ingekomen, dan heeft, zegt spreker, de heer De Booy nog de gelegenheid zijne aanmerkingen te maken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 74