82
2G Mei 1888.
zitting te nemen, terwijl hij aan den aftredenden waar-
nemenden secretaris 's raads dank betuigt voor de door hem
bewezen diensten.
B. De volgende ingekomen stukken worden aan de
orde gesteld
1°. Missive van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
dato 9 Mei 1888, G, N°. 85/28, met aanmerkingen gevallen
op de rekening der gemeente over het dienstjaar 1886.
Die aanmerkingen betreffen de zegeling van betaalsrollen
boven ƒ300, begrooting der kosten van twee borden, het
50 cent te laag optellen van den staat der achterstallige
couponseene som van f 4500 in de rekening der gasfabriek
in ontvangst gebracht, en den wensch om inlichtingen
omtrent de wijze waarop thans het geldelijk beheer der
gasfabriek gevoerd wordt.
De heer Guljé geeft punt voor punt ophelderingen en
toelichtingen, waarop besloten wordt voormelde missive te
stellen in handen van burgemeester en wethouders ter
beantwoording.
2°. Missive van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
dato 9 Mei 1888, G, N°. 14/25, daarbij terugzendende het
besluit van 28 April 1888tot het toevoegen van posten
van ontvangst en uitgaaf op de begrooting van 1888, met
te kennen gevendat het niet ligt op den weg der gemeenten
om gelden in depositio te beleggenmaar dat het regelmatig
is, bijaldien de aanwezige gelden den borgtocht des ont
vangers overtreffen, die gelden in een afzonderlijk gedeelte
der brandkast te bewaren, onder verwijzing verder naar
art. 194c der gemeentewet.
Wordt besloten in het verlangen van Gedeputeerde
Staten te berusten.
3°. Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
dato 9 Mei 1888, G, N°. 96/18, waarbij wordt gehandhaafd