26 Mei 1888. 89 waarnaar de brandmeesters meermalen vragen, waarop de voorzitter antwoordt, dat dit punt in eene volgende ver gadering zal aan de orde gesteld worden. 6°. De heer Pels Rijcken meent de aandacht van het dagelij ksch bestuur te moeten vestigen op het groot aantal krengenwelke in de grachten wordt aangetroffen en ver zoekt maatregelen tot verwijdering van zulke afzichtelijkheden te nemen. De voorzitter verklaart zich bereid deswege aan de politie bevelen te geven. 7°. De heer De Booy stelt de vraag, of de kermis alhier moet strekken tot volksvermaak of tot opwekking en be vordering van onzedelijkheid. Spreker acht het gedeeltelijk verplaatsen der kermis naar de Oudevest hoogst afkeurens waardig en zou haar willen geplaatst zien uitsluitend in het centrum der gemeente, zooals in vele andere plaatsen. De heeren Klep en Rombouts beamen volkomen de juist heid dezer opmerking, terwijl de laatste spreker er aan toevoegt, dat de kermis moet gehouden worden waar ze behoort en' haar nu voor een deel de slechtste plaats is aangewezen, welke te vinden is. De voorzitter verklaart steeds er op te hebben aan gedrongen, dat de kermis geplaatst worde op de Markt en het Kasteelplein. De heer Van Dam verheugt zich dat dit punt in bespreking is gebracht. Niet in de beruchte buurt zegt spreker behoort de kermis thuis, terwijl hij verder deze zaak aan de zorg van den burgemeester aanbeveelt. De heer De Dooy zegt voldaan te zijn, dat zooveel bijval geschonken is aan het door hem ter sprake gebrachte onderwerp. Altijd gaat spreker voort schijnen de kramen dezelfde plaats te bekomen, zonder dat loting plaats heeft en hij ziet .hierin eene minder wenschelijke handeling- van den marktmeester. De voorzitter verzekert, dat het gesprokene hem ter harte

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 89