9 Juni 1888. 97 belang voorstaat, maar dat dit belang medebrengt geen luxe-artikel er op natehouden en den verkoop op de lange baan te schuiven; dat er nu bouwlust is en dus aan den grond bestemming moet worden gegeven. De voorzitter herinnert aan hetgeen de heer Guljé vroeger gezegd heeft, dat juist het niet vroeger verkoopen van den grond is in het voordeel der gemeente, en stelt voor in omvraag te brengen, om bedoeld adres aan te houden. De heer Rombouts zou wenschen inmiddels aan de com missie voor de Ambachtsschool een schrijven te richten, waarin gevraagd wordt, of er ook mogelijke bezwaren zijn tegen den verkoop van den bedoelden grond. De heer Vreede ondersteunt dien wensch. Daarna brengt de voorzitter zijn voorstel in omvraag om het adres van Jan Bogaerts aan te houden, waartoe met algemeene stemmen besloten wordt. 4°. Adres van G. van Unnikte Terheijdenpachter van het Trekpad, dato 8 Juni 1888, houdende verzoek, dewijl in Februari het huis dat hij bewoont met stal en inboedel is verbrand, om ontheffing van een gedeelte der pachtsom, wegens het gemis van vrije woning en stalling. De heer Van Mierlo meent, dat verzoeker, door het gemis van woning, wel op schadevergoeding aanspraak mag maken. De heer Nelissen stelt voor, om burgemeester en wet houders uit te noodigen in deze zaak praeadvies uit te brengen, welk voorstel, zonder hoofdelijke omvraag, wordt aangenomen. 5°. De heer Heijlaerts zegt, dat hij een briefje ontvangen heeft van den kapitein Bode, waarin deze mededeelt, dat hij reeds in April een verzoek heeft gedaan om in den toestand van den Nieuwen Haagdijk verbetering te brengen, en verzoekt inlichting omtrent dat verzoekschrift, 't welk nog niet in den raad is geweest. De voorzitter doet opmerken, dat nimmer stukken, aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1888 | | pagina 97