98
9 Juni 1888.
den raad gericht, worden achtergehouden, en dat bedoeld
verzoekschrift gericht is geweest aan burgemeester en
wethouders.
De heer Heijlaerts dringt in elk geval aan op voorziening
in den toestand en noemt plaatsen op, die dringend ver
betering eischen.
6°. Verslag der commissie, benoemd tot het uitbrengen
van rapport over de verschillende voorstellen tot wijziging
der verordening ter regeling der pensioenen van de gemeente
ambtenaren en bedienden alhier.
De voorzitter stelt deze zaak in behandeling en dankt de
commissie, dat zij zijn voorstel heeft overtroffen en van
®/3 is gekomen tot 4/s.
De voorzitter doet daarop achtereenvolgens voorlezen de
artikelenwaarvan wijziging door de commissie wordt voor
gesteld.
Art. 2. »Op pensioen hebben geen aanspraak de leeraars
en onderwijzers van het Gymnasiumvan middelbare en
lagere scholen, van het Teekeninstituut, van de Ambachts
school, de genees- en heelkundigen, enz."
De voorzitter vraagt, of dit artikel aldus wordt goedge
keurd.
Waartoe zonder hoofdelijke omvraag besloten wordt.
Art. 4. «Het recht op pensioen is verkregen wanneer de
ambtenaren of bedienden bij het hun verleende eervol
ontslag
»1°. den leeftijd van vijf-en-zestig jaren bereikt hebben
en minstens twintig jaren onafgebroken in dienst der ge
meente zijn geweest; voor de ambtenaren van politie is een
leeftijd van zestig jaren bij een twintigjarigen diensttijd
voldoende;
»2°. gedurende veertig jaren een of meer ambten of be
dieningen hebben waargenomen."
De heer Vreede zou wenschen den leeftijd van 60 jaren
aan te nemenook voor ambtenaren en bedienden.