13 Juli 1889.
105
Wordt, op voorstel des voorzitters, besloten te
gemoet te komen aan de bedenking van den Minister
voornoemd en mitsdien ook aan den leeraar in de
scheikunde voor de afzonderlijke uren in klasse 5 B
en 6B per lesuur wekelijks, honderd gulden toe te
kennen.
8°. Namens burgemeester en wethouders biedt de voor
zitter den raad ter vaststelling aan het primitief kohier en
het eerste aanvullingskohier van den hoofdelijken omslag
over 1889.
De voorzitter vraagt, of de heeren inzage verlangen van
de veranderingen, welke hebben plaats gehad, onder bij
voeging, dat het kohier steeds ter visie wordt gelegd,
waardoor er gelegenheid is reclames in te dienen.
Op de vraag van den heer Nelissenof de ter-visie-legging
nu enkel is voor de raadsleden, antwoordt de voorzitter,
dat het kohier, na goedkeuring, ter visie komt van het
algemeen.
De heer Nelissen acht deze wijze van behandeling onvol
doende, daar niet kan worden nagegaan, of de gemaakte
wijzigingen goed zijn. De raad zegt spreker dient te
weten wat hij goedkeurt.
De voorzitter brengt daarop in stemming het voor
stel van den heer Nelissen, om de kohieren ter visie
te leggen voor de raadsleden, welk voorstel met
algemeene stemmen wordt aangenomen.
De heer Nelissen wenscht van het dagelijksch bestuur
te vernemen, waarom, volgens een vroeger door hem ge
daan voorstel, dat door den raad is aangenomen, niet een
afschrift van het kohier aan ieder der raadsleden wordt
uitgereikt?
De voorzitter wijst op de moeielijkheden en kosten daar
aan verbonden.
De heer Nelissen meent, dat de raad toch in de gelegen
heid moet zijn met kennis van zaken het kohier te be-
oordeelen.