116 1 Augustus 1889. stellen in handen eeaer commissie van drie leden en verder op de gebruikelijke wijze te handelen. Dienovereenkomstig besloten zijnde, worden bij meerderheid van stemmen tot leden dier commissie benoemd de heeren Van Mierlo, Smits en Backer. Burgemeester en wethouders hadden zich van medestemming onthouden. 8°. Schriftelijke motiën van het raadslid, den heer J. F. de Booy, luidende als volgt: »Aan den Raad der gemeente Breda. «Ondergeteekende heeft de eer, op grond van art. 12 «van het reglement van orde, de twee navolgende motiën »aan de beslissing van uwen raad te onderwerpen. Geteelcend »J. F. de Booy, «lid van den gemeenteraad." I. »De raad overwegende, dat politietoezicht dringend «voorziening eischt, dat de politie-verordeningen deels «of in het geheel niet worden opgevolgd, dat de inspectie «geen anderen werkkring toelaat en daarom de betrekking «van marktmeester daarmede onvereenigbaar is, noodigt «burgemeester en wethouders uit, op grond der bevoegd sheid bij art. 145 der gemeentewet aan den raad toegekend, «om ten spoedigste eene voordracht te doen, tot het be- «noemen van een definitieven marktmeester, waartoe zich «bereids tal van sollicitanten hebben voorgedaan." II. «De raad overwegende, dat door den heer F. Smits «van Waesberghe wederrechtelijk van gemeentegrond wordt «gebruik gemaakt door het plaatsen van telephoonpalen «dat hij zich evenzoo een uitgang in het Valkenberg heeft «verschaft, dat de raad hierin volgens art. 138 der «gemeentewet niet is gehoord, dat de artt. 194 en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 116