1 Augustus 1889. 117 «230 evenmin zijn opgevolgd, noodigt burgemeester en «wethouders uit, om van art. 180 dierzelfde wet gebruik »te maken en dienovereenkomstig een en ander te doen «wegruimen en beletten. Geteekend »J. F. de Booy." De voorzitter stelt voorde behandeling dezer rnotiën aan te houden tot de volgende vergadering. De heer Van Mierlo zou wenschen het stuk te verzenden aan burgemeester en wethouders, ten einde daaromtrent den raad te dienen van advies. Van de plaatsing der telephoonpalen is spreker weinig bekend. De voorzitter zegt, dat hij reeds dadelijk de noodige inlichtingen kan geven. Zoowel de vergunning om tele phoonpalen te plaatsen ten einde gemeenschap te onder houden tussehen bierbrouwerij en mouterij als die om een uitgang te hebben op gemeentegrond ter bekorting van den weg zijn enkel door burgemeester en wethouders verleend tot wederopzeggingkrachtens artikel 1 der alge- meene politie-verordening voor deze gemeente. En wat de betrekking van marktmeester betreft: deze is voorloopig opgedragen geworden aan den inspecteur van politie, omdat die betrekking verband houdt met de politie, te meer, nu er eene belasting is op tooneelvoorstellingen, enz. De heer Van Mierlo dankt den voorzitter voor de gegeven inlichtingen. De heer De Booy zegt, dat ofschoon door de opmerking van den heer Van Mierlo zijne motiën zouden kunnen geacht worden in behandeling te zijn, hij echter geen bezwaar heeft haar aan te houden. De voorzitter verklaart enkel bereid te zijn ge weest, naar aanleiding van het gesprokene door den heer Van Mierlo, onmiddellijk inlichtingen te geven. Overigens herhaalt hij zijn voorstel om de behande ling der motiën aan te houden tot de volgende verga dering, waartoe besloten wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 117