24 Augustus 1889.
135
De heer Pels Rijcken verzoekt aanteekening in de notulen
dat hij aan dit besluit niet heeft medegewerkt, als zijnde
door zijne praktijk te veel bij deze zaak betrokken.
De voorzitter vraagt daarop, of zijn voorstel wordt
goedgekeurd, waartegen niemand der leden eenige
bedenking te kennen geeft.
B. Verslagen.
De voorzitter vraagt, of iemand der leden eenig verslag
heeft uit te brengen?
De heer de Booy meent bij het onderwerp «verslagen"
gerechtigd te zijn tot de vraag, waarom de commissie, die
belast is met het herzien der politieverordening, in geen veer
tien maanden iets van zich heeft laten hoorenondanks door
Gedeputeerde Staten er op is aangedrongenom die herzie
ning spoedig tot stand te brengen.
De voorzitter antwoordt, dat die herziening verband houdt
met aanhangige wettenwelke op het werk der herziening
van invloed kunnen zijn.
C. Aangehouden zaken.
1°. Adres van mejuffr. de wed. J. W. van Laarhoven, ver
zoekende met het oog op den 36-jarigen diensttijd van haren
echtgenoot, in leven eerste commies ter secretarieafdeeling
burgerlijke stand, eene gratificatie, of eene toelage voor
levensonderhoud van zich en twee minderjarige kinderen.
De voorzitter stelt dit adres aan de orde. Tot toelichting
wil hij hier bijvoegen, dat de heer Van Laarhoven niet ge
durende zijnen geheelen diensttijdmaar eerst sedert het in
werking treden der pensioenverordening bijdragen aan het
pensioenfonds gedaan heeft, en dat dan nog enkel op zijne
wedde de doorloopendealzoo niet de afloopende korting is
toegepast.
De heer Van Mierlo verklaart in het verzoek niet te kun
nen treden. Adressante voert antecedenten aan, maar op
dit punt is men gekomen op een verkeerden weg, waarop