3 September 1889.
Tegenwoordig de heeren: Van Hal, Backer, Marijnen,
Klep, Van Dongen, De Booy, Smits, Rombouts, Van
Aken, Guljé, Van Dam, Van Mierlo, Vreede, Heij-
laerts en De Man, voorzitter.
Afwezig de heeren Nelissen en Pels Rijcken, laatst
genoemde met schriftelijke kennisgevingwegens onge
steldheid.
De voorzitter stelt aan de orde:
1°. Beëediging en installatie van de nieuw-benoemde
raadsleden, de heeren: mr. M. P. M. van Dam, mi'. J. H.
van Mierlo, E. H. A. Guljé, F. J. M. Heijlaerts en J. E.
Vreede, welke heeren daartoe door den secretaris worden
binnengeleid.
Nadat de benoemde leden de eeden, voorgeschreven bij
de artikelen 87 der Grondwet en 39 der Gemeentewet, in
handen van den voorzitter hadden afgelegdwenscht de voor
zitter den nieuw-gekozen leden geluk met hunne herbenoeming.
Ook bij verschil van gevoelen zegt de voorzitter
zijn alle leden van den raad steeds werkzaam geweest
in het belang der gemeente, en zijn hoogste wensch is,
dat dit nog langen tijd moge voortduren. Hierna verzoekt
de voorzitter den nieuw-benoemden leden weder zitting
te nemen.
12