142 3 September 1889. 2". Worden door den secretaris voorgelezen de notulen der vergadering van den 24sten Augustus 1889. Op de vraag van den voorzitter, of ook iemand der leden aanmerkingen heeft op de voorgelezen notulen, zegt de heer De Booy, dat hij niet zoozeer aanmerkingen op de notulen heeft, maar wel daarin zou wenschen opgenomen te zien de door den voorzitter tot hem gerichte woorden dat hij een verklaarde vijand der politie iswelke woorden spreker als het uitgangspunt heeft beschouwd van des voor zitters rede. De voorzitter ontkent pertinent die woorden gesproken te hebben: alleen heeft hij gezegd, dat de heer De Booy geen vriend der politie schijnt te zijn. Na nog eene korte woordsnwisseling nopens dit punt tusschen den voorzitter en den heer De Booywil de voor zitter den raad bij stemming doen uitmakenof in den zin, als door den heer De Booy verlangd wordt, eenige inlassching in de notulen zal plaats hebben; doch de heer De Booy verklaart geen stemming daarover te verlangen en voldaan te zijn met het antwoorddat hij van den voor- zittter ontvangen heeft. Hierna worden de notulen onveranderd goedgekeuurd en vastgesteld. 3°. De verkiezing van een wethouder, ter vervanging van den heer E. H. A. Guljé, die, als lid van den raad aan eene herkiezing onderworpen geweest zijnde, tevens als wethouder aftreedt. Er worden uitgebracht 15 stemmen, waarvan op zich ver eenigen de heer Guljé 12 stemmende heer Smits één stem en de heer Van Hal één stem terwijl één briefje in blanco is ingeleverd, zoodat herkozen is de heer E. H. A. Guljé, die, na onmiddellijk verklaard te hebben, dat hij zijne benoeming tot wethouder aanneemt, dank zegt voor het hem bij herhaling geschonken vertrouwen, onder bijvoeging, dat hij gaarne zijne beste krachten zal blijven aanwenden in het belang dezer hem dierbare gemeente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 142