158 12 October 1889. rapport, dat de zuivere oplossing zal bevatten van de ver houding der gemeente tot het rijkten aanzien van het voormalig Huis van Arrest. Spreker meent dat dit punt ligt op den weg der commissie. In de tweede plaats zou spreker wenschen te vernemen, hoe de voorzitter er over denkt, als een lid van den raad vennoot is eener firma en deze leveringen doet aan de ge meente? Naar sprekers gevoelen, kan zoo iemand geen zitting hebben in den gemeenteraad. De voorzitter, ofschoon zich niet gehouden achtende ad viezen te geven omtrent de gemeentewet, wil den spreker wel antwoorden, als de zaak aan de orde is. De heer De Booy na te hebben opgemerkt, dat er meer zaken in deze vergadering zijn behandelddie niet op de agenda voorkomen is van meening, dat hij met het ter sprake gebrachte onderwerp volkomen in de orde is. Bij de vraag, die het geldtzegt spreker is de raad betrokken en hij laat het dan ook aan den raad over, het door hem aangeduide geval te onderzoeken. De voorzitter verklaart niet bekend te zijn met het ge val dat spreker op het oog heeft en bijgevolg niet in staat te zijn daarover thans zijn oordeel uit te spreken. En wat de behandelde stukken betreft, die niet op de agenda voor komen deze zijn te voren aan de orde gesteld geworden, zoodat regelmatig gehandeld is. Niemand verder het woord verlangende, sluit de voor zitter de vergadering. De secretaris, A. R. VERMEULEN. De voorzitter, DE MAN.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 158