12 Januari 1889.
15
Daarop wordt overgegaan tot stemming, waarvan
de uitslag is dat de motie wordt aangenomen met
10 tegen 7 stemmen.
Vóór waren de heerenMarijnenVan HalKlepVan
Dongen, De Booy, Smits, Rombouts, Nelissen, Van Dam
en Van Aken.
Tégen de heeren: Guljé, Backer, Pels Rijcken, Van
Mierlo, Vreede, Heijlaerts en de voorzitter.
Als geschikte plaats voor de mallemolens is het Kerk
plein genoemd zegt de voorzittermaar niet mag uit
het oog verloren worden, dat de gemeente dit plein enkel
in gebruik heeft van de Protestantsche gemeente en er dus
niet vrijelijk over te beschikken is.
2°. Adres van den heer F. P. J. Kiepijzergieter en
koopman alhier, dato 11 November 1888, houdende, onder
overlegging eener schetsteekening en aanvoering van be
weegredenen het verzoekom voor zoover de gemeente
rechten, hetzij van privaten, hetzij van publiekrechterlijken
aard, mocht vermeenen te kunnen doen gelden op den
weg, genaamd »Het Dijkje," die aan adressant te willen
overdragen, tegen afstand zijnerzijds van twee voor de ge
meente onmisbare wegen.
Bij het voorlezen van dit adres verlaat de heer Klep de
vergadering.
De voorzitter stelt het adres aan de orde, herinnerende,
dat de stukken hebben ter visie gelegen.
De heer Van Mierlo acht het voorstel van den heer Klep
onaannemelijk, voor zoover hij vraagt den afstand van
rechten, die van publiekrechterlijken aard zijn. Over dat
publieke rechtzegt sprekerzou het polderbestuur van
Abroek moeten beslissen. Spreker leest voor onderscheidene
artikelen uit het reglement op de wegen enz. in de provincie
Noord-Brabant, en komt tot de conclusie, dat de weg niet
kan opgeheven worden door de gemeentemaar dat de heer
Klep zou moeten trachten zich deswege te verstaan met den