168 23 November 1889. «ultimo April 1888, ad 142.50, van de exploitatie van »het trekpad van den pachter Van Unnik nog niet is in- «gevorderd." De voorzitter zegt, tot toelichting, dat nog altijd beproefd is langs minnelijken weg betaling te verkrijgen, dat hem beter voorkomt dan onmiddellijk eene rechtsvorvolging in te stellen. In deze toelichting wordt verder door den raad berust. UITGAVEN. «Hoofdstuk I, Artikel 4 en 5." «De ambtenaar ter secretarie Blaeser heeft terecht van 11 «Maart tot en met 25 Mei bij ontstentenis van den secretaris «het traktement als zoodanig getrokken, doch tegelijkertijd «zijn traktement van ƒ1000 'sjaars als eerste commies be- «houden. De commissie vermeent hierop te moeten wijzen «daar, afgescheiden van alle nevenbeschouwingen, het hier «geldt een beginsel, dat ook voor toekomstige gevallen «van toepassing is." De voorzitter zegt, dat de dubbele wedde is uitbetaald op grond van dubbele diensten en wijst op het Koninklijk besluit van 9 Januari 1872, dat ook op het onderwerpelijk geval kan geacht worden van toepassing te zijn. De heer Rombouts verklaart met verwondering gezien te hebben, dat dubbele wedde betaald is, om reden er te dien aanzien een antecedent bestaat. Toen dr. Hofman zegt spreker belast is geweest met de geheele armenpraktijkheeft hij zich tot den raad ge wend om de daaraan verbonden wedde in haar geheel te mogen genieten. De raad schijnt het adres gesteld te hebben in handen van burgemeester en wethouders, en toen moet zijn gezegd geworden, dat deze niet het recht hadden in het verzoek van den belanghebbende te treden, althans dr. Hofman heeft verder van de zaak niets ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 168