23 November 1889. 169 nomen. Naar sprekers gevoelen had ten aanzien der thans dubbel uitgekeerde wedde het oordeel van den raad moeten ingewonnen worden, opdat ook andere ambtenaren der secretariedie mede het werk verricht hebbenhadden kunnen in aanmerking gebracht worden. De voorzitter, na te hebben opgemerkt dat andere ambte naren niet het werk verricht hebben en de zaak van dr. Hofman van ouden datum is, verzoekt den secretaris voor te lezen bet Koninklijk besluit, waarop door den voorzitter ge wezen is. Nadat bedoeld besluit is voorgelezenvoegt de voorzitter daaraan toe, dat het ook overeenkomstig de billijkheid is, dat de heer Blaeser bijzondere vergoeding voor buitenge wone diensten genoten heeft. De heer Klep constateert, dat de heer Blaeser tot in den laten avond zijne werkzaamheden moest voortzetten. De heer Van Mierlo zegtdat de opmerking der com missie enkel het beginsel betreft en niet den heer Blaeser. Overigens verklaart spreker met het voorgelezen Koninklijk besluit niet bekend geweest te zijn. De heer Rombouts geeft alsnog te kennen, zich enkel de vraag gesteld te hebben: waarom nu de dubbele wedde is uitbetaald en vroeger niet? Hij is geen voorstander van het meten met twee verschillende maten. De zaak dr. Hofman is voorgevallen vóór spreker lid van den raad was, maar hij kan verzekerendat de belanghebbende nooit be richt ontvangen heeft op zijn adres. De gevolgde handel wijze zegt spreker zal hem nopen tegen de goedkeuring der gemeente-rekening te stemmen. De heer Heijlaerts herinnert zich wel, dat dr, Hofman de geheele armenpraktijk heeft waargenomen en ook dat de zaak in den raad is geweest, maar het schijnt niet moge lijk geweest te zijn aan het verzoek van dr. Hofman tege moet te komen. Spreker verklaart vroeger zelf in het geval van dr. Hofman verkeerd te hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 169