174
12 November 1889.
»den kleinsten van J. Bierens Wz.bouwman te Steen-
bergenmet gareel voor /335."
U Ed. dw. dienaar
(Get.) »H. VLA.MINGS."
De heer Guljé verzoekt, dat dit schrijven woordelijk in
de notulen dezer zitting zal worden opgenomen.
De voorzitter verklaart zich reeds te voren overtuigd te
hebben gehouden, dat de heer Guljé nooit paarden aan de
gemeente-reiniging geleverd heeft, terwijl de heer Heijlaerts
daaraan toevoegtdat hem de loop der zaak bekend is en hij
reeds in de vorige vergadering had willen zeggen, dat de
voorstelling daarvan door den heer De Booy gegeven leugen
achtig was.
De heer De Booy meent antwoord schuldig te zijn aan
den heer Guljé. Reeds in de vorige vergadering zegt
spreker heeft hij aangetoond, dat het zijn nut heeft
leugenachtige berichten te bespreken, opdat de waarheid
aan het licht kome. Voorts wijdt de spreker een woord aan
het pamflet van Lipjes ter onderwerpelijke zakeopge
nomen in de Nieuwe Bredasche Courant, en herinnert dat
indertijd de commissie zelve niet tevreden was over Lipjes,
en deze wel 2 a 3 maanden op zijn eervol ontslag als
Directeur der gemeente-reiniging heeft moeten wachten.
Overigens verklaart spreker, dat het hem goed doet op dit
oogenblik gelogenstraft te worden.
Verder verlangt niemand der leden in deze zaak
het woord.
De voorzitter deelt alsnu mede de van Zijne Excellentie
den Minister van Financiën ontvangen missive, in dato 22
November 1889, n°. 18, afdeeling domeinen, betrekkelijk
den afstand van domeingronden onder Oosterhoutvoor den
aanleg van eene drinkwaterleiding ten behoeve van de ge
meente Breda. In die missive geeft de minister te kennen
dat, hoe bereid overigens ook om den verlangden domein-