12 Januari 1889. 17 meer is hij het daaromtrent eens met den heer Van Dam dan met den heer Van Mierlo. Niet is thans te overwegen, wat Gedeputeerde Staten en het polderbestuur van Abroek doen zullen. De heer Klep verzoekt enkel afstand van ver meende rechten, welk verzoek zeer zeker voor bewilliging vatbaar is, omdat het Dijkje, dat een evenwijdigen weg naast zich heeft, tot geen nut meer strekt. En daaren boven wat zou de gemeente met dien afstand wagen vraagt spreker. Hij wenscht dan ook voor te stellen om de stukrken te verzenden aan burgemeester en wethouders, ten einde, ook met het oog op de aan te leggen stoom tram in het meeste belang der gemeente te handelen. De heer Van Mierlo betoogt, dat op deze wijze geene publieke rechten kunnen afgestaan worden en is van oor deel datbij afstand van den wegdeze door den heer Klep zal moeten onderhouden worden. De voorzitter zou willen wederlegd zien zijn beweren, dat de gemeente zich niet blootstelt aan gevaar bij het enkel afstaan van vermeende rechten. Na dien afstand zal er kans zijn, dat de weg bebouwd wordt. De heer Pels Rijcken zegtdat de gemeente twee wegen zal krijgen; maar vraagt, of dat een voldoend equivalent is? 't Is toch niet gebruikelijk zegt spreker dat het vermeende recht op grond wordt afgestaan zonder koopprijs. De voorzitter zegt, dat ook reeds door hem is over wogen, of de gemeente wel een genoegzaam equivalent ontvangt, en stelt opnieuw voor, de stukken te verzenden aan burgemeester en wethouders, ten einde, bij onder handeling, een billijker equivalent voor de gemeente te verkrijgen. De heer Pels Rijcken vindt het wel eenigszins moeielijk afstand van het vermeende recht te doen, zonder de voor waarden te kennen waarop dit geschieden zal. Over die voorwaarden zegt de voorzitter zullen burgemeester en wethouders met den heer Klep onderhan delen en daarna zullen zij den raad voorgelegd worden. Maar daarbij moet worden uitgemaakt, of de raad in be- 2

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 17