484 30 November 1889. Hoofdstuk IArt. 8. Slechts in ééne sectie meende men aan de agenten van politie eenige verhooging van traktement te mogen bewilligenin de beide andere was men er tegen. In ééne ajdeeling wordt gewenschtdal het hoojd der politie de hand houde aan de tucht der ambtenarenen wordt drin gend verzocht toch eindelijk de n Algemeene politieverordening'''' te herzien en in verband te brengen met de nieuwe strajwet. Ten deze wordt gewezen op de circulaire van Gedeputeerde Staten aan de gemeenteraden. Voorts wordt de aandacht gevestigd op de verordening legen de prostitutie te dezer stede, waar zich een groot garnizoen bevindt. Hoewel algemeen be kend met de ministerieele aanschrijvingopzicht ens deze zaak, aan het gemeentebestuur te Groningen, vermeent men toch, dat een nauwlettend nagaan der prostituées goede uitkomsten kan geven. Het eerste punt zegt de voorzitter betreft de agenten van politie. Hij acht hunne traktementen behoorlijk geregeld. Bovendien wordt de bezoldiging van den eene verhoogddan staat een ander gereed om te vragenen zijn de wedden herzien, begint men weer opnieuw. Deze toelichting gaat de voorzitter voort staat in verband met het adres van de agenten van politie om verhooging van bezoldiging, dat is aangehouden tot bij de behandeling der gemeente-begrooting voor 1890. Hierna brengt de voorzitter in hoofdelijke stem ming, of al dan niet aan de agenten van politie eene hoogere bezoldiging zal worden toegekend, waarvan de uitslag is, dat op het verzoek van de agenten van politie, met algemeene stemmen, uitgezonderd die van den heer Heijlaerts, afwijzend wordt beschikt. Omtrent de politie zegt de voorzitter bestaan geen bijzondere redenen tot klachten. Het herzien der algemeene politieverordening voor deze gemeente staat in verband met de Provinciale verordening, y/elke nog niet ter kennis van deze gemeente is gekomen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1889 | | pagina 184